Visioen van overtrekkende gevechtsvliegtuigen (de zware geest van oorlog)
[jaren nadat ik deze droom beschreef, zag ik het schilderij ‘Flugzeugtraum’ van Helmut Middendorf, een beeld dat er precies bij paste]
Boven de boerderij van mijn jeugd trokken in de lucht talloze zware gevechtsmachines over. In een weiland bij het bos stond een kleine jongen (ik) er ontzet naar te bekijken.
‘Nu is het dan toch begonnen, nu zijn ze dan toch gekomen’, dacht ik. Ik voelde een macht waartegen geen enkel verzet mogelijk was.
De machines trokken over en lieten het jongetje ervaren dat hij in dit geweld niets te vertellen had. Met de ogen opengesperd naar de hemel leek hij zich af te vragen of hij nou droomde of niet. Dat moest toch haast wel, want zulke enorme en massieve machines had hij nog nooit gezien! De grond trilde het jongetje onder de voeten. De trillingen leken wel als fysieke, zichtbare golven vanuit de lucht, door de bomen en de grond heen, zijn laarzen in te stromen. Alleen in sommige sciencefiction films had hij dergelijke luchtmonsters eerder gezien: daar vormden ze een wereld op zich. Hier leken het vechtfabrieken voor enkele tientallen soldaten. Het was een wonder dat dergelijke monsters in de lucht bleven.
De vloot was gigantisch, en er waren ook kleinere, slankere vaartuigen. Die dreven als zilveren sigaren door de lucht en weerkaatsen het weinige zonlicht dat er nog was. Vóór de komst van de vloot was het was een mooie, lichtbewolkte dag geweest, maar het daglicht werd nu weggenomen door al dat metaal. De grotere machines leken van een grauw soort koper. Ze bevatten allerlei uitstulpingen en uitbouwsels en leken niet onderworpen te zijn aan de wetten der aerodynamica. Zwaar waren ze, verschrikkelijk zwaar, en toch, zo schatte hij, niet meer dan ongeveer vijftig meter van hem verwijderd: ze dreven slechts tientallen meters boven de boomtoppen.
Verbijstering, ontzetting.
Vanochtend was de hemel nog leeg geweest. In het nieuws hadden wel dreigende berichten geklonken, maar die hadden hem nauwelijks geraakt; zijn hemel was open en zonnig. Nu was de lichtheid overtrokken door een zwaarte die zo groot was dat ze hem letterlijk dreigde te verpletteren.
Wat bleef er van hem over? Niets, helemaal niets. De machines, de gevechtsmachines beheersten zijn hemel.