Dat mensen zo halsstarrig vasthouden aan het eigen gelijk, zich er bijna aan vastklampen, heeft vooral ook een defensieve betekenis. Het is een terugtrekkende beweging – van een wereld die allerlei verschrikkingen kent. De wereld, zoals die in zichzelf is, is nagenoeg niet te dragen of vol te houden. Oorlogen, natuurrampen (en ook een doordringend besef van de klimaatverandering lijkt nauwelijks vol te houden), geweld en haat – zoals dat zeker ook via de sociale media uitgebreid in beeld komt. Dat is te veel om eigenlijk te dragen, traumatisch dus. En daartegen biedt de voorstelling een machtig wapen, het meest werkzame dat een mens tot zijn beschikking heeft (voor een uitwerking hiervan zie mijn werk over de functie van het fantasma in de psychoanalyse van Lacan: Nusselder 2013).
We maken van de wereld zoals die in zichzelf is een wereld zoals die voor ons is.
Dan wordt begrijpelijk waarom mensen zo verknocht zijn aan het idee dat zij met hun handelen (bijvoorbeeld door op de komen voor de natuur) de wereld verbeteren en het enige goede doen. Of waarom het zo belangrijk is dat zij een identiteit en gemeenschap beschermen die door allerlei ontwrichtende bewegingen wordt ondermijnd. Een flinke mate van idealisering is blijkbaar nodig om het met de wereld op zichzelf uit te houden (om te gaan met het traumatisch reële in een realiteit zoals die voor ons is – zo zou Lacan stellen). En dat verklaart ook de heftige affectiviteit waarmee alles dat niet aan die ideaalvoorstelling voldoet, wordt bestreden: zoals de woede over mensen die niets om het klimaat zouden geven; of de haat tegenover vreemdelingen die van buiten de eigen grenzen komen. Een ontzettend sterke emotie gaat ermee gepaard: omdat de persoon het zo nodig heeft om zichzelf overeind te houden, om niet ten onder te gaan aan de verschrikkingen in de wereld.
Wel belangrijk om te beseffen dus: dat het goede, in naam waarvan zo hard voor de zaak gestreden kan worden, vooral ook een afschermende en defensieve functie heeft: een scherm optrekken tegenover dat wat eigenlijk niet te dragen is. En dat zien we natuurlijk steeds meer: voorstellingen, bubbels, waarin de persoon zich terugtrekt, eilandjes waarop iemand zich wel veilig voelt, zich veilig waant – want de vraag is natuurlijk hoeveel van de reële wereld op termijn buitengesloten kan worden, voordat het wellicht terugkomt op manieren die we ons niet hadden kunnen voorstellen. Maar tot die tijd zitten we veilig: afgeschermd door onze mooie voorstellingen die het geloof (in een goede afloop) overeind houden.
